dinsdag, juli 26, 2011

De Koeientuin, een innoverend en diervriendelijk concept.


Interview uit de brochure van Courage, het innovatieplatform voor de melkveehouderij. Courage is een initiatief van LTO en NZO en heeft een alliantie met InnovatieNetwerk.
Juni 2009

‘Met relatief kleine ingrepen kan de Koeientuin een
fantastisch kijkspel opleveren en daarmee de relatie tussen
melkveehouderij en burger versterken’, stelt Maarten
Frankenhuis, dierenarts en oud-directeur van Artis. Zijn
enthousiasme is aanstekelijk. ‘Waarom zou je de Koeientuin
niet in de stad plannen in plaats van de traditionele
Kinderboerderij. Een echt werkend boerenbedrijf; dat is niet
alleen veel educatiever, maar ook veel leuker.’
Frankenhuis is zeer te spreken over de Koeientuin vooral
omdat het concept is gebaseerd op de behoeften van het
rund. ‘Als je vanuit het dier kijkt, is het bijzonder prettig
dat de roostervloer en de ligbox verdwijnen om plaats te
maken voor een zachte vloer waarop het prettig lopen en
liggen is. Ook het oppervlak per koe is meer dan verdubbeld.
Waarbij ik vanuit mijn ervaring als directeur van Artis aan
moet tekenen dat het totale oppervlak eigenlijk niet eens
zo belangrijk is. Waar het om gaat is de groepsgrootte en
de mogelijkheid om enig soortspecifiek gedrag tentoon te
spreiden. Welke ruimte heb je nodig voor een stabiele groep,
waarin de dieren elkaar nog kennen en zelf hun rangorde
kunnen vaststellen? Dat geeft rust.’
Over de optimale groepsgrootte doen vele verhalen de
ronde. Frankenhuis houdt het op een omvang van 60 tot 65
dieren. Daarbij baseert hij zich op de kuddes verwilderde
soortgenoten van onze koeien, zoals de runderen in
de Franse Camargue en het Britse New Forest. ‘Andere
rundersoorten zoals Noord-Amerikaanse bizons en Kaapse
buffels leven weliswaar in grotere groepen, maar daar kun je
ons rund niet mee vergelijken.’
De grondwallen in de Koeientuin bieden mogelijkheden om
verschillende groepen onder een kunststof dak te huisvesten.
‘Tegelijkertijd kun je ze’, aldus Frankenhuis, ‘gebruiken om te
zorgen dat de dieren van één groep elkaar kunnen ontlopen.
Als je ze ook nog verplaatsbaar zou maken, dan kun je de
inrichting af en toe veranderen. Dat komt tegemoet aan de
natuurlijke nieuwsgierigheid van de dames en betekent een
verrijking voor het gedragsrepertoire.’
De Koeientuin is niet alleen voor de koeien een vooruitgang,
maar ook voor de burger, vindt Frankenhuis. ‘Het leuke van
het concept is dat mensen dieren kunnen bekijken in hun
dagelijkse omgeving. En dan nog wel op de meest attractieve
manier, namelijk vanaf een balkon. Je zou dat nog kunnen
versterken met educatieve panelen, waarop je uitlegt hoe
de domesticatie van het rund in zijn werk is gegaan; hoe de
voortplantingscyclus er uit ziet, hoe melk wordt gevormd en
wat voor producten de koe ons zoal levert.’
Eenmaal op zijn praatstoel komt Frankenhuis met een stroom
ideeën voor de Koeientuin als kijkspel. ‘Je zou kokers kunnen
maken, waardoor bezoekers de melkstal in kunnen kijken
en de melkrobot aan het werk kunnen zien. Ook zou je de
rondrijdende mestrobot kunnen voorzien van een camera en
de beelden vertonen op een scherm in de bezoekersruimte.
En op Internet natuurlijk.’
De toegankelijkheid van de Koeientuin voor bezoekers
zal een belangrijke, zo niet doorslaggevende rol spelen
bij de maatschappelijke aanvaarding van de grootschalige
melkveehouderij, denkt Frankenhuis. ‘Bij megastallen denken
mensen nu meteen aan ongenaakbare betonnen muren in
het landschap voorzien van een reepje schaamgroen.
De Koeientuin is toegankelijk en dat komt ook in de uiterlijke
verschijningsvorm tot uitdrukking. Het is een open structuur
die bijna op gaat in de omgeving.’
‘De Koeientuin is kijkspel’

vrijdag, juli 01, 2011

Ademtocht




Cotopaxi
Ecuador









Al in de buurt van de 3000 meter maakt u, vanwege de lage zuurstofspanning aldaar, een gerede kans op het oplopen van Grote Hoogteziekte (High Altitude disease). Een aandoening waar u niet te lichtzinnig over moet denken. Verwar het ook vooral niet met de kortademigheid die u overvalt na enige inspanning bij het zoeken naar een parkeermeter. In het bijzonder reizigers, die lijden aan hartaandoeningen of gebukt gaan onder verminderde longcapaciteit - bijvoorbeeld longemfyseem - moet worden afgeraden zich over te geven aan al te grote inspanning op enige afstand boven zeeniveau. Nog verstandiger is natuurlijk om in geval van twijfel voor vertrek even de huisarts te raadplegen.

Bij langdurig verblijf reageert het lichaam op de lage zuurstofspanning met de aanmaak van extra rode bloedcellen. Rode bloedcellen danken hun kleur aan het hemoglobine dat in staat is zuurstof te binden en via de bloedvaten door het lichaam te transporteren naar de organen waar het nodig is voor de verbranding. Gebleken is dat de hooglander in de Andes – evenals de Alpenbewoner – de lage zuurstofspanning te lijf gaat met de aanmaak van meer rode bloedcellen.
Bijzonder is echter dat Tibetanen, levend op een hoogte van 4200 meter, zich van een ander geheel mechanisme bedienen. Zij maken niet meer rode bloedcellen aan, hebben ook geen hogere gehaltes aan hemoglobine in hun bloed, maar produceren in de wanden van hun bloedvaten meer van het bloedvat verwijdende stikstofmonoxide (NO). Hier dus geen vermeerdering van het aantal rode bloedcellen maar een verhoging van de stroomsnelheid waardoor meer zuurstof de weefsels bereikt. Vermoedelijk een erfelijke factor. Niet vreemd, uiteindelijk heeft de bevolking van Tibet vele tienduizenden jaren langer de kans gehad zich te wapenen tegen de zuurstof tekorten dan de Andes bewoners, die hooguit tien tot 12.000 jaar geleden in hun berglanden neerstreken. De bewoners van de hooglanden in Ethiopië, die vermoedelijk langer dan welke andere aardbewoners ook zich op grote hoogte bevinden, bedienen zich van weer een ander mechanisme. Zij maken - evenals de Tibetanen - niet meer rode bloedcellen aan en ook worden de wanden van de bloedvaten in de longen niet verwijd, maar het heeft er alle schijn van dat de zuurstof makkelijker vanuit hun longen wordt overgedragen aan het bloed.
En met succes, gezien de resultaten van hun langeafstandlopers.

De inheemse bevolking in de Andes heeft eeuwenlang met kauwen van coca-bladeren of met het drinken van thee van dezelfde struik het leven op grote hoogte dragelijk kunnen houden. De reiziger uit de laaglanden doet er evenwel goed aan de eigen conditie degelijk in de gaten te houden en vooral regelmatig te drinken om de verliezen ten gevolge van verdamping in de droge ijle lucht weer aan te vullen. Daarnaast is het een zaak van niet te snel klimmen en niet al te grote fysieke inspanning leveren. Na enkele dagen verdwijnen de symptomen doorgaans. Maar worden duizelingen, misselijkheid, hoofdpijn, benauwdheid, slaapstoornissen, flauwvallen en zelfs overlijden u te gortig dan rest niet anders dan zo spoedig mogelijk terug, weer naar beneden. Vochtophoping in de hersenen en de longen kan u uiteindelijk fataal worden. In ernstige gevallen kan het vocht afdrijvende middel Diamox (acetalozolamide) worden gebruikt. Niet mag worden vergeten dat ook dit middel lastige bijwerkingen kan vertonen, in het bijzonder bij reizigers die bepaalde geneesmiddelen gebruiken.

Niet onmogelijk dat een genetisch bepaald signaleringssysteem in de huid de zuurstofspanning in de buitenlucht meet en daarop – indien nodig - reageert met de aanmaak van extra rode bloedcellen. Bij laboratoriummuizen werd onlangs het eiwit HIF-1a in de huid aangetoond dat de aanmaak van erythropoëtine (EPO) stimuleert, verantwoordelijk voor de toename van het aantal rode bloedcellen. Deze kernloze ronde bloedcellen transporteren zuurstof vanuit de longen naar de lichaamsweefsels door het te binden aan het eiwit hemoglobine.
Tot nu toe was het HIF-1a alleen in longweefsel gevonden.
Het idee om eens naar de huid te kijken in relatie tot de zuurstof voorziening komt niet uit de lucht vallen: bij amfibieën vindt een belangrijk deel van de zuurstofvoorziening via de huid plaats. In Kalimantan werden zelfs geheel longloze kikkers ontdenkt.
Misschien aardig op deze plek iets meer uit de doeken te doen over de gaswisseling in vogel, zoogdier en krokodillenlongen. Bij zoogdieren – dus ook bij ons - stroomt de ingeademde lucht via talloze en steeds kleiner wordende vertakkingen van de luchtpijp tot in het diepst van de longen, waar uiteindelijk in de longblaasjes de gaswisseling plaats vindt. Zuurstof wordt overgedragen aan het bloed en de afvalproducten van de stofwisseling, koolzuurgas en waterdamp, bewegen zich vanuit het bloed naar de longblaasjes en wordt uitgeademd. Bij zoogdieren pendelt de luchtkolom dus eigenlijk op en neer, een soort eb- en vloedbeweging waarbij zuurstofrijke en zuurstofarme lucht zich erg inefficiënt mengen.
Vogels hebben een ademhalingsstelsel waarin de longen worden geventileerd via luchtzakken. Hierin vindt geen directe gaswisseling plaats, maar ze doen dienst als blaasbalgen, waardoor de longen relatief veel verse lucht toegevoerd krijgen en er vrijwel geen menging plaatsvindt van zuurstofrijke en zuurstofarme lucht, zoals dat bij zoogdieren het geval is. Vogellongen hebben geen longblaasjes, zoals zoogdierlongen dat hebben.
Duidelijk moge zijn dat dit geavanceerde gaswisselingssysteem onderdeel is van het vermogen om jaarlijks de soms duizenden kilometers te overbruggen tussen broedplaatsen en overwinteringsgebieden.
Nu blijkt een vergelijkbaar systeem al voor te komen bij alligatoren en vermoedelijk ook bij krokodillen. Ook hier beweegt zich de lucht in een continue circulaire stroom door het longweefsel. Alligatorlongen bleken uit heel dunne buisjes te zijn samengesteld waar de gaswisseling plaatsvindt en de lucht in een richting doorheen stroomt. Niet onmogelijk stellen de onderzoekers, dat door deze efficiënte longen de voorouders van de krokodillen, alligators, dinosauriërs en vogels de reusachtige uitstervingsgolf ca. 250 miljoen jaar geleden hebben weten te overleven. Het zuurstof gehalte van de aardse atmosfeer lag toen zo’n 12 procent lager dan nu.